Geen vrij
“Wat denk je? Ik krijg geen vrij morgen!” Marianne, de vriendin van Sophie, staat als aan de grond genageld. Wat een baas had Sophie toch. Totaal geen empathie. Hij had toch kunnen weten hoe belangrijk het voor haar vriendin was om aanwezig te zijn. Gewoon om erbij te zijn.
Maar nee, alleen maar denken aan bedrijfsbelangen. Nou was het een klein bedrijfje, en daar als directiesecretaresse op het laatste moment vrij vragen is vaak moeilijker dan bij een grote organisatie, waar anderen taken wel een dagje kunnen overnemen. Nee, bij haar zelf had het geen problemen opgeleverd, toen ze het afgelopen maandag aan haar chef vroeg. Peter had begrijpend geknikt. Hij wist hoe belangrijk de vrije donderdag deze week voor haar was.
Maar voor Sophie lag dat dus anders. Geen vrij. Dof en met holle ogen kijkt de gekwelde vrouw voor zich uit. Een traan rolt geluidloos over haar wang.
Marianne’s hart breekt, ze krijgt het nu ook moeilijk. Even is het stil, maar dan zegt ze: “En vrijdag dan? Doet hij daar ook moeilijk over?” Sophie knikt door haar tranen heen. Jezus, dat is echt een ramp, want dan blijft alleen de zaterdag nog over. En dan heeft ze de hele dag de kinderen. Twee jongens van respectievelijk 3 en 1 jaar. Die kan ze echt niet meenemen, onmogelijk. Maar dat betekent in feite dus gewoon einde oefening. De impact van het geheel komt nu pas echt goed binnen bij Marianne: dit jaar geen Alessi waterkoker, Diesel-jeans of Artemide-vloerlamp voor Sophie. Het wil allemaal wat. De Drie Dwaze Dagen bij de Bijenkorf zijn weer begonnen.
Magisch moment
Mijn vader was vroeger hoofdmachinist op ‘de grote vaart’, zoals dat heet. Hij was veel onderweg, maakte reizen van maanden. Naar Zuid-Amerika, Zuid-Afrika, enfin, in mijn herinnering was hij er vaker niet dan wel. Net of mijn vader en moeder gescheiden waren, wat in feite ook wel zo was eigenlijk. Ik had daar verdriet over, want ik was gek op die man.
Maar om de zoveel tijd (meestal na een lange reis) was hij in Amsterdam op kantoor aan het werk. Wat hij daar precies deed, was me niet duidelijk, maar goed, hij kwam dan wel gewoon om vijf uur in de namiddag thuis. Maar voor mij was dat dus verre van gewoon. Ik vond het prachtig, eindelijk een vader die, net als die van mijn vriendjes en vriendinnetjes, aan het eind van de dag lekker thuiskwam.
Je kon er de klok op gelijkzetten, hij werkte tot 16.00 uur en om 5 uur draaide hij dan zijn rode Volkswagen Kever de straat in. Ik praat over tientallen jaren geleden, je had in die tijd nog geen files op weg naar huis. Vijf uur was ‘Magic Time’, ik speelde eigenlijk altijd buiten en als ik dan die rode auto aan zag komen rijden, was het alsof de tijd even stil stond: mijn vader kwam thuis! Geweldig, wat een euforie. Je rende naar de auto toe en kreeg een dikke knuffel. Zes uur aan tafel met je vader en moeder, net als in ‘normale gezinnen’.
Iedere dag was het weer leuk, dat ratelende geluid van die Volkswagen. Het was iedere dag weer het begin van een nieuwe tijd. Een tijd die duurde tot de volgende morgen vroeg, als mijn vader weer de deur uitging. ‘Wat ga je doen pap?’, vroeg ik dan altijd, hopende dat hij gewoon lekker thuis zou blijven. Dat was vergeefs, want steevast antwoordde hij: ‘Pappa gaat centjes voor ons verdienen, jongen…’ En dan maar weer wachten tot 5 uur ’s middags, er zat niets anders op.
Voorjaar 1960
Ergens in de lente van 1960 krijgt John F. Kennedy onverwachts bezoek op zijn buitenverblijf. Hij zit op dat moment volop in de race voor het presidentsverkiezingen later dat jaar.
De bezoeker is Opie Kantara van de Harvard Universiteit, coördinator van een programma waarin talentvolle Afrikaanse studenten de kans krijgen daar een studie te volgen. het programma van studiebeurzen staat begin 1960 op de tocht omdat de subsidiekraan door de overheid is dichtgedraaid. De tijd dringt echter en in een laatste poging probeert Kantara nu bij de presidentskandidaten Kennedy en Nixon een subsidie los te peuteren.
Nixon heeft al aangegeven dat hij geen tijd heeft om Kantara te ontvangen. Hij is druk met zijn verkiezingstournee. Kennedy is wel bereid de man aan te horen. De latere president, lid van een welvarende dynastie, beheert namens de familie een fonds dat kansrijke goodwillprojecten mogelijk maakt. 1960 is een tijd van spanning. Het is de tijd van de strijd tegen het communisme, een strijd die zou uitmonden in een gevaarlijke crisis waarbij nucleaire raketten op Cuba worden gestationeerd.
Kennedy ziet wel brood in het verstrekken van beurzen aan talentrijke Afrikanen. Het is in te zetten in de verkiezingscampagne om de harten van het zwarte electoraat te winnen. Ook past het bij zijn imago als presidentskandidaat die verandering wil in de gespannen verhoudingen in de wereld, verdeeld door politieke ideologieën en scherpe rassenverhoudingen.
Hij stemt toe in een eenmalige donatie van 100.000 dollar. Dat is doorslaggevend voor het behoud van het studieprogramma. Met dat bedrag wordt het mogelijk om in de zomer van 1960 een eerste groep Kenianen op Harvard te laten studeren. En zo gebeurt het. In juni 1960 zet een groep van 26 jonge Kenianen voet op Amerikaanse bodem. Van die jonge mensen is er één, in het licht van de latere geschiedenis, opvallend:
Het is Barack Hussein Obama sr, de vader van de huidige democratische presidentskandidaat.
Kees de Boer